Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En haar [27]broeder Absalom zeide tot haar: Is uw broeder [28]Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn zuster, [29]zwijg stil, hij is uw broeder; [30]zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef Thamar en was [31]eenzaam in het huis van haar broeder Absalom. 27. Dat is, halfbroeder. Zie boven, vs.1. 28. Sommigen menen dat Absalom zijns broeders naam hier alzo verandert uit verachting; want zijn naam was Amnon. 29. Om de eer onzes huises. 30. Dat is, neem het niet al te zeer ter harte, kwel u daar niet over. 31. Als beschaamd zijnde, het gezelschap der mensen mijdende en van niemand bezocht zijnde; of, verbaasd.